- aanbreken
- {{aanbreken}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [beginnen] naître♦voorbeelden:1 de dag brak aan • le jour se levait; 〈figuurlijk〉 le jour arrivahet moment is aangebroken om • le moment est venu deII 〈overgankelijk werkwoord〉1 [voorraden aanspreken] entamer♦voorbeelden:1 kisten aanbreken • ouvrir des caisses
Deens-Russisch woordenboek. 2015.